L'art ne sera vivant que le jour ou le dernier artiste sera mort Marieke Cordesius, in één zin uitgedrukt, stelt zelf in de taal van schrijnende chansons dat ‘l’art ne sera vivant que le jour ou le dernier artiste sera mort’ als bijtend statement dat bij nadere beschouwing doet huiveren en vraagt om een zinvolle volzinnige verklaring op linnen, gespannen over een houten frame, waarin bijzin met bijzin wordt aangevuld en onderwerp en lijdendvoorwerp strijden om de aandacht met in brons gegoten fascinerende natuur van vogels, die op mensen lijken, in de verste verte zoals mensen zijn die aan vogels doen denken waarbij vogelmens vervloeit in mensvogel met herkenbaar karakter als van de krassende kraai die brutaal en uitdagend de abstracte meditatie van de ineen gedoken gedaante, afgesloten van alles en gefixeerd in granito, krijsend zou willen verscheuren als een raptor zijn prooi analyserend en beschouwend met felle ogen, dan bespringend en met grote kracht uitgestrekte klauwen rijten in het vlees van die wereld, druk als in een chaotische metropool in fotoprint op linnen gevangen, met een houten trap die roept om beklimming naar dichterbij tot aan de rand met de neus op de feiten, vragend om studie, beter zien, begrijpen, mediteren maar vooral ook om participeren, er bijna instorten langs glanzende ivoren torens met huiveringwekkende snelheid in de peilloze diepe verlichte straten en kruispunten, heel intens beleven als de poetische expressie van Gerrit Achterberg gestapeld in ijle kratten op een houten basis van waaruit de vrijgevochten ichtus opduikt uit schuimende branding en een zwierig zwevende, zwermende vogelvlucht de driedimensionele vrijheid kiest, zwervend door een fascinerende ruimte van vormen, dier en mens met gevoel en karakter, verstilt in een traditie van materiaalgebruik zo oud als de wereld van steen, hout, brons, klei en doek waarmee deze gereflecteerd wordt in vormgevende gedachten en creaties hier en nu te zien door u en voor u, waarbij u deelgemaakt wordt van het spanningsveld tussen de Mariekestieke vertolking en uw eigen emotie, wellicht verdiept door haar kwellende these, waarop na overweging in afzondering en schouwing van deze uitgestalde vruchten, het antwoord mogelijk is dat ‘vivre sans l‘art n’est pas proprement vivre, non plus sans l’artiste’ , als de even uitdagende als verlichtende en daarmee zinvolle antithese waarmee u, aan het eind van deze volzinnige verklaring, in de wetenschap dat een leven zonder kunst leeg is en een leven zonder kunstenaars al helemaal doodsaai, wordt uitgenodigd intens te kijken, te wegen en uw opengebroken ziel te helen door u te laven aan het elixer van de kunst in deze, middels deze volzinnige voordracht, geopende tentoonstelling. Bij gelegenheid van de opening van de solotentoonstelling
in galerie Bcom, Jean-Marie Bosch van Drakestein |
|||